36 | Welnu, daarom 1)
zo zegt JHWH, de god van Israël, over 2) deze stad
waarvan jullie zeggen: ‘die is in handen van de koning van Babel gegeven door het zwaard, de honger en de pest’: |
37 | Kijk, ik verzamel hen uit alle landen
waarheen ik ze verspreid had in mijn toorn, mijn boosheid en mijn grote verbolgenheid. Ik breng hen terug naar deze plaats om er vol vertrouwen te kunnen wonen. 3) |
38 | Ze zullen voor mij tot een volk zijn
en ik zal voor hen tot een god zijn. |
39 | Ik zal hen één hart en één richting 4) geven
om ontzag voor mij te hebben alle dagen ten goede voor henzelf en voor hun kinderen na hen. |
40 | Ik zal met hen een eeuwig verbond sluiten
dat ik mij niet van achter hen zal afkeren 5) maar hen goed zal doen; ontzag voor mij zal ik in hun hart leggen zodat ze zich niet van mij verwijderen. |
41 | Ik zal me over hen verheugen en hen goeddoen
en ik zal hen planten in dit land in betrouwbaarheid met heel mijn hart en heel mijn ziel. 6) |
42 | Want zo zegt JHWH:
Zoals ik al dit grote kwaad over dit volk gebracht heb
zo zal ik over hen al het goede brengen waarover ik met betrekking tot hen gesproken heb. |